83. Psychose
Filosofisch is het heel moeilijk uit te maken wat ongegrond is of onwaar. In de klinische praktijk sta of zit ik soms oog in oog met iemand die de wereld anders waarneemt dan ik. Automatisch neem ik mezelf tot maatstaf van de waarheid. Ik kan als hulpverlener dan niet anders dan mijn eigen persoonlijkheid in de weegschaal werpen. Om dat te doen, moet je zelf wel een beetje stevig in je geestelijke schoenen staan.
De psychoot ervaart de dingen anders dan de meesten onder ons. Toevalligheden krijgen een nieuwe, raadselachtige betekenis. Overal zijn ’tekens’ te vinden van een opdracht of roeping afkomstig van een geheimzinnige macht. Soms gaat dat gepaard met hallucinaties, waarbij een of meerdere stemmen tot je spreken.
De persoon zelf heeft de indruk dat dit van buitenaf komt en ziet daar ergens een samenhang, een waansysteem, dat intern wel logisch in elkaar zit, maar dat met ‘onze’ opvattingen of logica niet in overeenstemming te brengen valt. Als de betrokkene niet bereid is om zijn standpunt te toetsen aan de wereld die wij kennen, heb je te maken met iemand die waant.
Met alle voorbehoud als ik degene zou zijn die hier waant. Het is nog iets anders dan hallucineren. Niet zo een mooi woord. Hallucinaties zijn ogenschijnlijk zintuiglijke indrukken. Het is iets wat je hoort of ziet, of meent te horen of te zien. Of te ruiken. Iets wat er niet is, maar hoe weet je dat er niets is?
Hallucinaties behoorden tot de verplichte symptomen van psychose in de verouderde visie die sterk door de psychoanalyse beïnvloed was. Strikt genomen is hallucinatie iets anders dan een waan. Iemand die denkt dat hij Napoleon is, verkeert in een waan. Iemand die ernstig beweert dat hij Napoleon heeft gehoord of ontmoet, hallucineert.
De belangrijkste vraag is natuurlijk: hoe ga je daar mee om? Ik zal er met hem of haar niet over redetwisten, want daar schiet je niets mee op. Iemand die waant, is niet met redelijke argumenten van de ware toedracht te overtuigen. De patiënt mag denken dat hij Napoleon is, maar ik als huisarts mag vinden van niet. Zijn of haar denkbeeld noem ik een waan, maar mijn denkbeeld is de objectieve waarheid, gewoon omdat ik de hulpverlener ben.
Je kunt als huisarts maar met de psychoot praten, als je daar voor een stuk in meegaat, in die waan. Het is de voorwaarde voor een goed gesprek, maar je moet ook je eigen grond houden.
Geef een reactie